'Ik heb een thuisrestaurant op de Kop van Zuid. In het hoogste woongebouw van Nederland op de 36e verdieping.' Ook als ik niet van De Buik was, zou die mededeling mij voldoende prikkelen om nader onderzoek te doen. Thuisrestaurant? 36e verdieping? Op naar New Orleans. Nou ja, dé New Orleans, de woontoren die zo heet.
Na het intikken van het huisnummer verschijnt de naam Oscar Groenhart in het schermpje. Het juiste adres, want hij was het die ons het bericht stuurde. 'Naar de 36e,' luidt het devies. Ook dat klopt.
Maar als ik het appartement betreed, zie ik niets wat doet denken aan een restaurant. Als ik daar al oog voor had, trouwens, want onmiddellijk wordt mijn aandacht getrokken door het uitzicht. Rotterdam — zover als je kunt kijken. Wat een adembenemend mooie stad hebben we toch.
Het balkon op het westen ziet uit op de rivier, de havens, Montevideo, het World Port Center, Hotel New York en Katendrecht.
Een verhaal met een lange aanloop
Omdat het niet beleefd is om bij iemand op bezoek alleen maar uit het raam te staren, kom ik ter zake. Een thuisrestaurant? Hoe dat zo? Het blijkt een verhaal met een lange aanloop.
Oscar Groenhart (bijna 59 jaar geleden geboren in Bandung): 'Ik zat op de Machinistenschool, zoals dat vroeger heette. Mijn grote broer voer op de SS Rotterdam. Hij stuurde brieven vanuit Corpus Christi, Aden... Het leken wel sprookjes uit duizend-en-één-nacht, dus ik wilde ook gaan varen. Maar toen ik stage moest lopen in het ziekenhuis, ben ik daar blijven hangen.'
Hij wijst op de espresso voor mijn neus. 'Is-ie goed?' Ik knik.
'Ja, het eten. Hoe is dat eigenlijk begonnen?' vervolgt hij. Om de vraag zelf te beantwoorden: 'In die tijd gingen mijn ouders scheiden. Mijn moeder moest gaan werken. Die ging om zeven uur 's ochtends de deur uit en kwam om zeven uur 's avonds thuis; dan had ze geen zin meer om te koken. Maar er moest toch iets op tafel komen. Dat ben ik dan maar gaan doen; het is dus noodgedwongen ontstaan.'
In Groenharts levensloop volgen nog meerdere ambachten. Maar niet de spreekwoordelijke twaalf gevolgd door dertien ongelukken, benadrukt hij: 'Het was meer dat ik me snel verveelde.' Nu zit hij in de consultancy, in het change-management, om precies te zijn, en het gaat..., nou ja, het is crisis.
Serieus restaurantje spelen
Sinds hij in de New Orleans woont, vragen mensen hem of ze mogen komen kijken. Natuurlijk! Hapje, drankje. Zo kwam eigenlijk dat idee van het huiskamerrestaurant. 'Koken vind ik ontzettend leuk,' zegt hij. 'Dus nu ik vaker thuis ben, speel ik graag restaurantje.'
Maar dat dan serieus. Koken deed hij al geregeld voor bedrijven die in zijn appartement vergaderden en vervolgens dineerden. Vanaf vandaag stelt Groenhart zijn woning open voor iedereen die bij hem wil komen eten. Hij heeft plek voor een mannetje of 24. Reserveren doe je via zijn site. Je geeft op welke gerechten je wilt eten, zodat hij gericht zijn boodschappen kan doen.
Umami New Orleans, zoals Groenhart zijn thuisrestaurant doopte, voert een kaart die nieuwsgierig maakt. Op de huid gebakken zeebaars met risotto en zeevenkel, polpetta di pollo, bistecca con salata en een vegetarische pasta-pesto zijn dit voorjaar de hoofdgerechten.
Hoe kan hij het voor die prijzen doen?
Waar je met stoel en al van achterover slaat, zijn de prijzen. Het duurste hoofdgerecht is de rib-eye: tien euro. De zeebaars en de kip kosten elk acht euro. Voor nog geen twintig euro heb je voor-hoofd-na.
Kan hij het daarvoor doen? 'Niet qua tijd,' zegt hij, 'maar qua inkoop wel. Kijk, ik wil dat mensen terugkomen, niet dat ze zeggen: het uitzicht is leuk, maar lekker eten doen we wel ergens anders. Nee, ik wil dat ze voor het eten komen en dan moet de prijs geen beletsel zijn.'
Oscar laat me een stukje gestoofd rundvlees proeven. Lekker. 'Van de Turkse slager,' licht hij toe. 'Het heeft drie kwartier onder druk op het vuur gestaan, verder niks. Ja, vind je het lekker?'
Ik knik. Maar, zeg ik, heb je voor het uitbaten van een restaurant niet een vergunning nodig?
'Daar zit hem de kneep,' zegt hij. 'Als het gaat lopen, ga ik naar de belasting. Dan vraag ik: jongens, ik wil dit opzetten, hoe moet dat? Wat ik nu doe — dat mag — is een bijdrage vragen. Daarom zijn de prijzen zo laag. Word ik twee keer zo duur, dan is het geen bijdrage meer. En een vergunning? Dat hoeft niet, want een huiskamerrestaurant is besloten.'